top of page

WAT MOET IK DOEN OM HET EEUWIG LEVEN TE BEËRVEN?

Laat Gods liefde in uw hart komen

“En een leidinggevende vroeg hem en zei: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” Lukas 18:18

Dit is de belangrijkste vraag die wij moeten stellen en dan ons antwoord uit het Woord van God halen.

“Maar wilt u tot het leven ingaan, neem dan de geboden in acht. Hij zei tegen Hem: Welke? Jezus zei: U zult niet doden; u zult geen overspel plegen; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; eer uw vader en moeder; en: u zult uw naaste liefhebben als uzelf.

“De jongeman zei tegen Hem: Al deze dingen heb ik in acht genomen van mijn jeugd af; wat ontbreekt mij nog?” Mt. 19:17-20

“Christus voelde zich tot deze jongeman aangetrokken. Hij wist, dat hij oprecht was in zijn verklaring: ‘Dat alles heb ik van jongsaf in acht genomen.’” WdE 449


Hij was een goede, gehoorzame jongeman. Hij moordde niet, stal niet, loog niet en pleegde geen overspel. Maar hij had wel een probleem!

Zijn opvatting van de wet was uiterlijk en oppervlakkig. Naar menselijke maatstaf gemeten bezat hij een smetteloos karakter. Tot op zekere hoogte was zijn uiterlijk leven vrij van zonde; hij meende werkelijk dat op zijn gehoorzaamheid niets was aan te merken. Toch leefde diep in hem de vrees dat tussen hem en God niet alles in orde was. Dit dreef hem tot de vraag: ‘Wat schiet ik nog tekort?” LLA 243


“Christus kende het hart van de overste. Slechts één ding ontbrak hem, maar dat was een uiterst belangrijk (Engels: vitaal) grondbeginsel. Hij had behoefte aan de liefde van God in zijn ziel. Dit gebrek zou, indien er niet in werd voorzien, noodlottig voor hem blijken te zijn.” WdE 449

Wat betekent “vitaal”? Het is absoluut essentieel om te leven. Wat was essentieel om te leven? Hij had de liefde van God in zijn ziel nodig. Menselijke liefde kan erg egoïstisch zijn.

“Om de liefde van God te kunnen ontvangen, moest zijn ontzettende zelfingenomenheid worden prijsgegeven.” WdE 449

“Jezus zei tegen hem: Als u volmaakt wilt zijn, ga dan heen, verkoop wat u hebt, en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan en volg Mij. Toen de jongeman dit woord gehoord had, ging hij bedroefd weg, want hij had veel bezittingen.” Mt. 3 19:21, 22

En Jezus was erg bedroefd dat Hij hem zag gaan.


“Er is soms een weg die iemand recht schijnt, maar het einde ervan zijn wegen van de dood.” Spreuken 14:12

De jongeman was op weg geweest naar de dood en koos ervoor op die weg te blijven. Hij was een zeer egoïstische jongeman, die al zijn rijkdommen voor zichzelf begeerde en niet deelde met anderen. Hij had de liefde van God niet in zijn hart.


Wie dan de goederen van de wereld heeft, en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem toesluit, hoe kan de liefde van God in hem blijven?” 1 Joh. 3:16-18

“Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.” 1 Joh. 4:7, 8


“U kunt God niet kennen, tenzij u het grondbeginsel van de zelfopofferende liefde in uw eigen leven accepteert.” BZ 26

Liefde is de basis van alle godsvrucht. Niemand heeft een zuivere liefde voor God, tenzij hij een onzelfzuchtige liefde koestert voor zijn broeder, wat zijn belijdenis ook moge zijn. Wij kunnen echter nooit in het bezit komen van deze geest door te proberen anderen lief te hebben. Wat wij nodig hebben is de liefde van Christus in het hart. Wanneer onze eigen natuur opgaat in Christus, komt deze liefde spontaan te voorschijn. De volmaaktheid van het christelijk karakter wordt bereikt wanneer de impuls om anderen te zegenen en te helpen gedurig van binnenuit komt.” LLA 238


“Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt.” Joh. 13:35

“Het is onmogelijk dat het hart, waarin Christus leeft, verstoken blijft van liefde. Als wij God liefhebben, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad, zullen wij allen, voor wie Christus is gestorven, ook liefhebben.” LLA 238

“De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de wet.” Rom. 13:10

Uw naaste is een persoon die hulp nodig heeft. Uw naaste is uw vrouw. Uw naaste is uw kind. Hoe behandelen we onze naasten in onze eigen familie? Houden we echt van hen met Gods liefde? Hoe is Gods liefde?


De liefde is geduldig, zij is vriendelijk; [zelfs wanneer uw kinderen ongehoorzaam zijn, dan is liefde nog steeds geduldig en aardig, hoewel u hen moet disciplineren] de liefde is niet jaloers, de liefde pronkt niet, zij doet niet gewichtig, zij handelt niet ongepast. Zij zoekt niet haar eigen belang; [Er zou geen geruzie in gezinnen zijn als wij dat soort liefde hadden. Wij zouden het probleem geduldig bespreken, erover bidden, en een oplossing vinden] zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; [zelfs wanneer anderen het niet met ons eens zijn, of zelfs dingen doen die ons pijn doen] zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt zich over de waarheid, zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.” [met geduld en vriendelijkheid, en zonder irritatie of wrok] 1 Kor. 13:4-7

“Liefde verdraagt niet alleen de fouten van anderen, maar geeft zich blij over aan welk lijden of ongemak ook, dat zulke verdraagzaamheid met zich mee brengt.” 5T 169

“Want de liefde van Christus dringt ons.” 2 Kor. 5:14

Wanneer ik deze dingen deel, zeggen mensen vaak: “Maar we zijn maar mensen! Hoe kunnen we dat soort liefde hebben?” Als we alleen maar mensen zijn, zijn we geen christenen. Christenen hebben deel aan de goddelijke natuur. Zij hebben Christus in zich, de hoop op heerlijkheid. Ze zijn verbonden met de Wijnstok en zijn vervuld met de Heilige Geest, daarom zijn ze vervuld met Gods liefde, wat de eerste vrucht van de Heilige Geest is.

“De liefde van God is in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, Die ons gegeven is.” Rom. 5:5

“Velen bedriegen zichzelf; want het beginsel van de liefde woont niet in hun hart.” SD 49


“Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de liefde niet, dan zou ik klinkend koper of een schallende cimbaal zijn geworden. En al zou ik de gave van de profetie hebben en alle geheimenissen weten en alle kennis bezitten, en al zou ik al het geloof hebben zodat ik bergen zou verzetten, maar ik had de liefde niet, dan was ik niets. En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de liefde niet, het baatte mij niets.” 1 Kor. 13:1-3


Ik groeide op in een zogenaamd christelijk gezin. Ik was de tweede van elf kinderen. Mijn vader voedde zijn kinderen zeer vastberaden op om gehoorzaam te zijn aan hun ouders en aan God. Maar hij kon zichzelf niet beheersen. Als iemand niet meewerkte, werd hij gemakkelijk ongeduldig en vaak zeer boos. En dan moest hij een excuus vinden voor zijn falen en dus gaf hij zijn kinderen of zijn vrouw de schuld of wie hem ook maar had geprovoceerd. Gods liefde beheerste hem niet!


Mijn vader zou zozeer hebben ingestaan voor de waarheden waarin hij geloofde dat hij zelfs een martelaar zou zijn geworden als dat nodig was, maar hij zou daarmee niets gewonnen hebben! En iemand kan tien Bijbelstudies per dag geven en naar huis gaan en ruzie maken met zijn gezin en nog steeds geloven dat hij een werker voor God is. Wat triest!


“Wij kunnen actief zijn en veel werk doen, maar zonder een liefde, zoals de liefde in Christus’ hart, kunnen wij nooit gerekend worden tot het hemels gezin.” LLA 93


Ik gehoorzaamde graag en kon goed met mijn ouders opschieten toen ik opgroeide, en ik dacht echt dat ik op weg was naar de hemel. Ik hielp hen graag met alle kinderen en het werk op de boerderij. Maar nadat ik getrouwd was en mijn eigen kinderen had, vond ik het niet zo gemakkelijk. Mijn man en ik zagen de dingen niet altijd op dezelfde manier bij de opvoeding van de kinderen en ruzieden daar vaak over, waarbij we erop stonden dat het op onze manier gedaan werd. Ik vond dat ik meer wist over het opvoeden van kinderen omdat ik degene was die altijd voor al mijn jongere broers en zussen had gezorgd. Mijn man had geen ervaring met kinderen en wanneer hij egoïstisch of hardvochtig was met de kinderen, koesterde ik wrok tegen hem. Wanneer de kinderen ongehoorzaam waren en wij ongeduldig of geïrriteerd raakten, vonden we ook dat we de kinderen de schuld konden geven! En als ik dat aan anderen vertel, geven ze toe dat zij dat ook hebben gedaan. Wat triest! De kinderen dragen hun eigen schuld wanneer zij falen en ook de schuld van de ouders. Maar we bleven proberen goede ouders te zijn, niet beseffend dat we alleen vertrouwden op onze menselijke liefde.

In 1970 kwamen we thuis van ons missiewerk in India en ik ging op bezoek bij mijn ouders. Tijdens mijn verblijf daar brachten een paar van mijn broers en zussen, die ook op bezoek waren, het onderwerp ‘gerechtigheid door geloof’ ter sprake. Sommigen van hen hadden het begrip al enige tijd bestudeerd. Terwijl ze het met vader bespraken, hadden ze een paar ideeën naar voren gebracht die anders leken dan zijn begrip van verlossing. Met mij daar hoopte hij dit grondig uit te zoeken. Ik was de vrouw van een predikant! Ik was missionaris geweest! Ik zou de antwoorden hebben, dacht vader. Dus, terwijl mijn broers en zussen hun nieuwe inzichten beschreven, vroeg vader aan mij: “Margaret, hebben zij gelijk?” Iedere keer kon ik alleen maar antwoorden: “Vader, ik weet het niet.” Ik was een werker voor God geweest, maar niet echt een student van Zijn Woord. O ja, ik las mijn Bijbel, maar ik begreep niet hoe ik mij moest voeden met het Woord, zodat het een kracht in mijn leven zou worden. Ik was een oppervlakkige lezer!

Terwijl de discussie verderging, werd vader steeds bezorgder. Was zijn hoop op de hemel gebouwd op drijfzand? Zijn geloof was eenvoudig geloof in Jezus, doe je best om te gehoorzamen en langzamerhand zul je je zondes overwinnen. Is heiliging per slot van rekening niet het werk van een heel leven? En bedekt Jezus onze zondes niet terwijl wij proberen ze te overwinnen zoals velen leren? Dus had hij een groot deel van zijn leven geprobeerd zijn zonden van driftigheid, wrok, irritatie, ongeduld, twist en lust te overwinnen, terwijl hij geloofde dat hij altijd in een reddende relatie was, bedekt met Christus’ gerechtigheid, zelfs wanneer hij wist dat hij zondigde. Nu hoorde hij dat hij een reiniging van het hart nodig had en dan de kracht van God om hem van zondigen te weerhouden, en dat Christus’ gerechtigheid de zonde niet bedekt!


Terwijl de discussie voortging, was mijn vader niet de enige die bezorgd werd. Ik ook, want ik moest toegeven dat ik niets wist van gerechtigheid door het geloof. Mijn religie leek veel op die van mijn vader. Doe je best om God te gehoorzamen! En omdat mijn hardnekkige zonden onbeduidend waren in vergelijking met die van hem, leek het alsof ik de overwinning behaalde.

Vader was op dat moment 78 jaar en had een harttoestand die op ieder moment tot de dood kon leiden. Hij wist dat alleen de overwinnaar in de hemel zou zijn en hij was niet aan het overwinnen!!! Hij had nog steeds een 17-jarige zoon thuis, die twaalf jaar na de andere kinderen was geboren en het hem moeilijker maakte dan alle andere tien kinderen samen. Nu hij de zwaarte van zijn probleem besefte, riep hij uit: “Margaret, help mij!”

“Overal zijn er harten, die het uitschreeuwen om iets wat zij niet hebben. Zij verlangen naar kracht, die hen meester doet zijn over de zonde, een macht die hen zal bevrijden uit de slavernij van het kwade, een macht die hun gezondheid kan geven, leven en vrede.” WG 110


Terwijl ik in mijn vaders pleitende ogen keek, begon het mij plotseling te dagen dat ik een zondaar niets te bieden had. Ik had kunnen zeggen: “Doe een beetje meer uw best, pap!” Maar hij had heel zijn leven zijn best gedaan en op dat moment wist ik dat het niet het juiste antwoord was. Dus zei ik niets. Ik ging naar huis, vastbesloten om iets te doen om mijn vader te helpen. Ik begon ijverig te zoeken wat het werkelijk betekende om een christen te zijn. Eerst was dit saai, maar ik hield vol en geleidelijk werd de Bijbel levend water en levend brood voor mijn ziel.

“Wanneer zij zich voeden met Zijn Woord, bemerken ze, dat het geest en leven is. Het woord vernietigt de natuurlijke, aardse natuur en schenkt een nieuw leven in Christus Jezus.” WdE 337

Naarmate ik studeerde, vond ik antwoorden en voor de eerste keer besefte ik dat ik maar een vorm van godsvrucht had, maar niet de kracht van het evangelie. Ik kon schijnbaar de wet houden aan de buitenkant, maar ik had niet geweten hoe ik mijn geest moest laten beheersen door Gods Geest, zodat ik de gehoorzaamheid van het geloof had.


“Velen die zich christenen noemen zijn niet meer dan menselijke zedepredikers. Voor hen is het werk van de Heilige Geest vreemd.” LLA 193

Omdat ik de natuurlijke neiging had om meegaand te zijn en omdat mijn ouders mij hadden geleerd hun te gehoorzamen, ging ik onbewust vertrouwen op mijn gehoorzaamheid. Ik dacht dat ik een succesvolle christen was.

“De mensen zijn onwetender over het verlossingsplan en hebben meer onderricht nodig over dit essentiële onderwerp dan over welk ander onderwerp dan ook.” 4T 394

“Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht. Omdat zij immers de gerechtigheid van God niet kennen en een eigen gerechtigheid tot stand proberen te brengen, hebben zij zich niet aan de gerechtigheid van God onderworpen. Rom. 10:2, 3


“Waar geloof eigent zich de gerechtigheid van Christus toe en de zondaar wordt tot overwinnaar gemaakt met Christus; want hij wordt deelgenoot gemaakt van de goddelijke natuur en zo worden goddelijkheid en menselijkheid verenigd.

“Iemand die probeert de hemel te bereiken door zijn eigen werken, probeert het onmogelijke. De mens kan niet gered worden zonder gehoorzaamheid, maar zijn werken zouden niet van hemzelf moeten zijn; Christus zou in hem zowel het willen als het werken moeten werken, naar Zijn welbehagen.” 1SM 363, 364

“Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.” Ef. 2:8-10

Toen ik mijn ontdekkingen begon te delen met mijn man, begon hij dit samen met mij te onderzoeken. Hij was twintig jaar predikant geweest, maar hij had de ervaring van het evangelie ook niet begrepen.


Wij hebben verlichting nodig met betrekking tot het verlossingsplan. Niet één op de honderd begrijpt voor zichzelf de Bijbelse waarheid over dit onderwerp wat zo noodzakelijk is voor ons huidig en eeuwig welzijn.


“De vijand van mensen en God wil niet dat deze waarheid duidelijk gebracht wordt; want hij weet dat als de mensen dit volledig aanvaarden, zijn macht gebroken zal zijn.” RH 3-9-1889

Terwijl wij studeerden en allebei ontdekten hoe wij ons hart dagelijks aan God moesten overgeven, veranderde ons leven dagelijks. Spoedig beseften onze kinderen dat mama en papa iets echts in hun levens meemaakten en zij wilden ook geestelijk leven vinden voor zichzelf. Onze zoon, Arlen, was drieëntwintig, onze dochter, Cheryl, was tweeëntwintig en getrouwd, en onze jongste, Lorna, was veertien.

Toen Cheryl thuiskwam voor een bezoek, vertelden we haar onze pas ontdekte ervaring en ons begrip van de verlossing. Zij riep uit: “Daar heb ik heel mijn leven naar gezocht! Hoe krijg ik die ervaring?” We moedigden haar aan om tijd met Jezus door te brengen, Hem echt te leren kennen door Zijn woord te lezen en Zijn onderwijs te leren begrijpen. Enkele weken later belde ze mij op en zei: ”Mama, het heeft geen zin! Ik lees alleen maar woorden. Ze lijken zonder betekenis.” Zij was ook een oppervlakkige lezer geweest. Ik moedigde haar aan om door te gaan totdat de woorden levend water en levend brood zouden worden.


Onze jongste dochter, Lorna, besloot een jaar thuis te blijven van school en alleen de Bijbel en Geest der Profetie te bestuderen. Zij nam op dat moment haar beslissing om God te volgen en het was zo’n zegen.

“In de strijd om het eeuwig leven kunnen we niet op elkaar steunen. Het brood des levens moet door iedereen gegeten worden. Individueel moeten wij ervan eten, zodat ziel, lichaam en geest weer tot leven gebracht en versterkt mogen worden door zijn vernieuwende kracht.” TM 385


Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek . . . Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.” Rom. 1:16, 17

Nadat ik de kracht van het evangelie voor mijzelf had ervaren, bad ik dat de Heer mij zou terugsturen naar mijn vader en mijn hele familie. Ik verlangde ernaar de geweldige waarheden die ik had ontdekt over de verlossing te delen.


“Teneinde anderen te overtuigen van de macht van Christus’ genade moeten wij die macht in ons eigen hart en leven kennen.” WG 402


“Het evangelie moet gebracht worden, niet als een levenloze theorie, maar als een levende kracht om het leven te veranderen. God wil graag dat Zijn dienstknechten getuigenis afleggen van het feit dat door Zijn genade mensen een karakter mogen bezitten naar de gelijkenis van Christus en zich mogen verheugen in de zekerheid van Zijn grote liefde.” WG 73

Terwijl ik mijn getuigenis gaf aan mijn familie, was ik zeer dankbaar dat mijn vader en moeder gehoor gaven aan de reddende boodschap van het evangelie. Sommige van mijn broers en zussen zeiden tegen mij: “Dit zal ons hele leven veranderen. Je kunt dit niet voor jezelf houden. Wil je het delen met onze vrienden? Wil je in onze kerk spreken?”

“Ik? In de kerk spreken?” Ik had alleen werk voor kinderen gedaan en nooit een toespraak in de kerk gehouden, maar ik wist dat ik iets wezenlijks had gevonden in mijn christelijke ervaring. Dus bad ik en vroeg ik God om mijn angst weg te nemen en mij de vrijmoedigheid te geven om te spreken.

De volgende ochtend had ik de kerkdienst. Geen angst! Toen wilden de mensen nog een bijeenkomst ‘s middags en ook ‘s avonds. Na afloop kwam de predikant naar mij toe en zei: “Ik heb gestudeerd en gestudeerd en geprobeerd gerechtigheid door het geloof te begrijpen, maar ik kon het niet bevatten. Nu begrijp ik het en nu kan ik mijzelf ook overgeven aan God.

“Ik wil dat u dit punt duidelijk begrijpt, dat zielen ervan weerhouden worden de waarheid te gehoorzamen door begripsverwarring, en ook omdat zij niet weten hoe zij hun wil en verstand aan Jezus moeten overgeven. Zij hebben speciale instructie nodig hoe ze christenen moeten worden.” Ev 152

“Laat niets uw aandacht afbrengen van de vraag ‘Wat moet ik doen om het eeuwig leven te beërven?’ Dit is een zaak van leven en dood, die we moeten ophelderen voor de eeuwigheid.” 1SM 171


“Doorzoek de kostbare Bijbel met hongerige harten.” LLA 62

“Een veronderstelde hoop, en niets meer, zal uw ondergang blijken.” 1T 163


“Velen zijn zich bewust van hun grote tekort en zij lezen en bidden en maken voornemens en boeken toch geen vooruitgang. Zij lijken machteloos om verzoeking te weerstaan. De reden is dat zij niet diep genoeg gaan. Zij zoeken niet naar een grondige bekering van de ziel, zodat de stromen die eruit voortvloeien zuiver zijn en het gedrag ervan getuigt dat Christus vanbinnen regeert. Alle karakterfouten hebben hun oorsprong in het hart. Trots, ijdelheid, slecht humeur en hebzucht komen voort uit het vleselijk hart dat niet vernieuwd is door de genade van Christus.” OHC 336

Het vleselijke hart en verstand kunnen de geestelijke wet niet gehoorzamen, zij kunnen alleen de letter van de wet gehoorzamen. Dit was ook de ervaring van Paulus voor zijn bekering. Zijn er anderen die net zo onwetend waren over gerechtigheid als wij? Laten we aan Nicodemus denken. Wat zei Jezus tegen hem?




Meer lezen?


148 weergaven1 opmerking
bottom of page